Idee voor een Wiki artikel? Lees in dit artikel hoe je kunt helpen!

Fotograferen

Uit Bokt

In dit artikel kun je alles lezen over het fotograferen van paarden. Je vindt hier een heleboel handige tips en trucs, onder andere voor het maken van een goede portretfoto en het fotograferen in binnenbakken. Ook wordt kort ingegaan op de techniek van het fotograferen en verschillende soorten camera's.

Techniek

Fotografie betekent letterlijk 'schrijven met licht'. Bij analoge fotografie valt het licht op een stukje lichtgevoelig materiaal (film) waardoor er een beeld ontstaat. Bij digitale fotografie valt het licht op een lichtgevoelige sensorchip en wordt het beeld daarna opgeslagen op een geheugenkaart. De camera heeft een 'sluiter'. Dit is een soort klep die opent en licht doorlaat en daarna weer sluit en daarbij de sensor weer afdekt. Voor iedere foto moet de sluiter een keer open en dicht.

Op een zogenaamde spiegelreflexcamera is dit een mechanische klep. Deze zorgt ook voor het geluid als je een foto maakt. Een digitale compactcamera heeft een elektronische sluiter waardoor deze stil is. Een camera heeft om een goede foto te nemen een bepaalde tijd nodig om genoeg licht te verzamelen. Gedurende deze tijd staat de sluiter van de camera open. Deze tijd noemen we de 'sluitertijd'.

Er zijn twee eigenschappen van de camera die bepalen hoeveel licht er per seconde wordt verzameld op de sensorchip of de film. Dit zijn het oppervlak van deze sensorchip of film (dat wordt vanaf nu het beeldformaat genoemd) en de grootte van de opening van de lens die ervoor zit. Hoe groter het beeldformaat of de lensopening, hoe minder tijd er nodig is voor voldoende licht voor een goede foto, dus hoe korter de sluitertijd. Omdat een zeer grote opening van de lens lang niet altijd gewenst is (om redenen die hieronder genoemd zullen worden) kan deze opening door de gebruiker worden verkleind. Hiervoor gebruikt men een zogeheten diafragma (dit is een ringvormige sluiter de lensopening kleiner kan maken). De hoeveelheid licht die op de chip valt kan je je camera zelf laten instellen (automatisch). Je kunt er ook voor kiezen hier zelf invloed op te hebben door zelf het diafragma, de sluitertijd en de ISO-waarde in te stellen. Dit is nodig als je zelf invloed wil hebben op het resultaat; de kans dat de camera automatisch de foto maakt die jij in gedachten hebt is heel klein.

Brandpuntafstand

Een belangrijke eigenschap van de lens die op de camera zit is de brandpuntafstand: deze wordt uitgedrukt in millimeters. De brandpuntafstand bepaalt de 'beeldhoek' van de lens. Bij een hele grote brandpuntafstand is deze hoek erg klein, wat betekent dat je objecten die heel ver weg staan 'dichtbij haalt' met de lens. Bij een hele kleine brandpuntafstand is de beeldhoek heel groot, waardoor je juist 'uitzoomt' en dat is handig voor bijvoorbeeld foto's in kleine ruimtes (in de stalbox bijvoorbeeld). Als je een camera hebt met een beeldformaat van 2.4 bij 3.6 centimeter (dit beeldformaat wordt 'full frame' genoemd) met een 50 mm-lens, dan is de beeldhoek op de foto vergelijkbaar met de beeldhoek die wij maken met onze ogen. Daarom wordt de 50 mm-lens ook wel een 'standaardlens' genoemd. Lenzen met een brandpuntafstand groter dan 50 mm worden 'telelenzen' genoemd, lenzen met een brandpuntafstand kleiner dan 50 mm worden groothoeklenzen genoemd. Voor (paarden)portret en (paarden)sport heb je meestal telelenzen nodig.

Brandpuntafstand en beeldformaat

Als je camera met een klein beeldformaat hebt (zoals een compactcamera) dan heb je voor dezelfde beeldhoek een lens met een kleinere brandpuntafstand nodig dan bijvoorbeeld met een ´full frame´ camera. Stel dat je een camera met een sensorchip van 2.4 bij 3.6 millimeter hebt, dan geeft een lens met een brandpuntafstand van 5mm daarop dezelfde hoek als een 50 mm lens geeft op een full frame camera die een chip van 2.4 bij 3.6 centimeter heeft. Dus op zo´n compactcamera zou 5 mm de ´standaard´ brandpuntafstand zijn. Er zijn digitale camera´s met allerlei beeldformaten die allemaal namen hebben. Hun formaat wordt uitgedrukt in ´hoeveel keer kleiner´ dat is dan een full frame. Als je de brandpuntafstand van de lens die op zo´n camera zit vermenigvuldigt met deze factor, dan krijg je de effectieve 35 mm brandpuntafstand. Zo is op een canon 450D spiegelreflexcamera deze factor 1.6. Dat betekent dat als je daar een 50 mm lens op zet, deze zich zal gedragen als een 80 millimeter telelens.

Diafragma

Het ‘diafragma’ bepaalt hoeveel licht je lens doorlaat naar de sensor, om het kort te zeggen. Bij een groot diafragma laat de lens meer licht door en bij een klein diafragma laat de lens minder licht door. Door je diafragma in te stellen kan je meerdere dingen als het ware regelen.

Ten eerste zal de hoeveelheid licht natuurlijk veranderen wanneer je je diafragma verandert. Daarmee kun je dus de sluitertijd van de camera beïnvloeden: hoe groter het diafragma ingesteld is, des te korter is de sluitertijd. Bij actiefoto's heb je dan ook vaak een groot diafragma nodig, zeker als er weinig omgevingslicht is (zoals in de binnenbak). Ten tweede kan je met behulp van je diafragma de scherptediepte regelen. Een groot diafragma zorgt voor een kleine scherptediepte, en een klein diafragma zorgt voor een grote(re) scherptediepte! Dat houdt in dat je met een groot diafragma je onderwerp scherp kan krijgen en je achtergrond vager, en met een klein diafragma je een scherpte over het gehele beeld kan bereiken.

Voorbeeld van een kleinere scherptediepte door een groter diafragma.

Groot diafragma

De stand van het diafragma wordt aangeduid met een f-getal, bijvoorbeeld f/5.6. Een groot diafragma wordt op je camera met een klein getal aangeduid, hoe vreemd dat ook klinkt. Op een lens kun je bijvoorbeeld lezen: 50mm f/1.8. Dit betekent dat de lens een brandpuntafstand van 50 millimeter heeft en een maximale lensopening van 50/1.8mm = ongeveer 28mm. Hoe kleiner het f/getal, hoe groter de maximale lensopening is. Nu kun je met het diafragma deze lensopening kleiner maken; je kunt het diafragma bijvoorbeeld zetten op f/3.5. In dat geval is de opening van de lens ongeveer 2 keer kleiner geworden (ongeveer 50/3.5 = 14 millimeter) en valt er daardoor 4 keer zo weinig licht in de camera. In fotografie-termen zeggen we dan dat de lens '2 stops is gediafragmeerd'. Iedere 'stop' is een factor 2 in lichthoeveelheid. Als je het diafragma van de lens helemaal open laat staan, dan gebruik je de maximale lensopening van 35 millimeter. Over het algemeen geldt dat, omdat je dan ook al het glas van de lens gebruikt, deze een wat minder goede beeldkwaliteit heeft dan wanneer je het diafragma van de lens wat verder dichtzet (bijvoorbeeld naar f/4). Voor hele scherpe foto's kun je in principe de vuistregel hanteren dat een lens minimaal 2 stops onder z'n maximale lensopening moet worden gebruikt (in dit geval dus f/3.5).

Bij het gebruik van een groot diafragma gebeuren er twee dingen:

  • Er valt meer licht per seconde op de sensorchip of op de film.
  • Er is een kleinere scherptediepte: een kleiner gedeelte van de foto is scherp.

Wanneer is een groot diafragma nou handig? Bij portretfotografie van paarden maakt men vaak gebruik van een groot diafragma, omdat je dan een kleinere scherptediepte hebt. Zo kan je het paard als het ware los laten komen van de achtergrond, doordat het paard scherp is maar de achtergrond vager (onscherp). De aandacht van de kijker wordt dan echt naar het paard getrokken. Het is echter wel aan te raden een beetje te diafragmeren, omdat anders de kans groot is dat slechts een gedeelte van het paard scherp is. De achtergrond wordt het mooist onscherp wanneer deze niet te dicht achter je paard ligt. Een groot diafragma is bovendien handig bij foto’s in slechtere lichtomstandigheden, zoals bijvoorbeeld bij binnenbakken het geval is. Omdat bij een groot diafragma meer licht door de lens op de sensor valt, krijg je bij een korte sluitertijd toch geen donkere foto!

Klein diafragma

Een kleine diafragma heeft op je camera een groot getal. Een diafragma van bijvoorbeeld f8 is al redelijk klein, maar het kan nog veel kleiner! Diafragmawaardes als f16 of f22 worden meestal 'klein' genoemd. Bij het gebruik van een klein diafragma gebeuren er twee dingen:

  • De foto wordt donkerder, omdat er minder licht op de sensor kan komen. Daarom is in verhouding een langere sluitertijd of hogere ISO-waarde noodzakelijk om tot een goede belichting te komen.
  • Er is een grotere scherptediepte: een groot gedeelte, of zelfs de gehele foto, is scherp.

Wanneer is het dan handig een klein diafragma te gebruiken? Omdat een kleine diafragmaopening voor een grote scherptediepte zorgt, wordt een klein diafragma voornamelijk gebruikt voor het fotograferen van landschappen, architectuur of producten. Ook bepaal je door middel van het diafragma bij studiofoto's de belichting van je foto. Ook wanneer men meerdere paarden achter elkaar heeft staan die allemaal scherp in beeld moeten komen, kan er gebruik worden gemaakt van een klein diafragma. Een andere situatie waarin een klein diafragma gebruikt kan worden is als er sprake is van fel licht/ felle zon, maar men een niet al te lichte foto wil. Omdat een klein diafragma minder licht doorlaat kan deze hierbij helpen- wel moet er rekening mee gehouden worden dat de scherptediepte ook groter zal worden en bij bijvoorbeeld portretfoto’s het onderwerp dus minder van de achtergrond zal loskomen.

Depth of Field (DOF) / Scherptediepte

Wanneer we spreken van 'scherptediepte' bedoelen we niet hoe scherp een foto is, maar hoe groot deze scherpte is. Is bijvoorbeeld bij een portretfoto van een paardenhoofd het hoofd scherp, hals en lichaam minder scherp en achtergrond nog minder scherp, dan spreken we van een 'kleine' scherptediepte. Zo ook wanneer bij een portretfoto bijvoorbeeld alleen het oog scherp is, en de rest van het hoofd aflopend minder scherp wordt. Een grote scherptediepte houdt juist in dat een zeer groot gedeelte van de foto, of de hele foto, scherp is. Dit is bijvoorbeeld bij veel landschapsfoto's (zoals een foto van een weiland met een kudde paarden) het geval.

Scherptediepte wordt ook wel DOF genoemd, dit staat voor het Engelse 'Depth of Field'.

Sluitertijd

Sluitertijd is, heel kort gezegd, de tijd dat de sluiter van een camera geopend is. We bedoelen daarmee als het ware de tijd die de lens open staat om een foto te maken.


Je sluitertijd kan bepalen of je foto bewogen of scherp is en donker of licht. Een ander woord voor ‘sluitertijd’ is dan ook wel belichtingstijd. Sluitertijd wordt meestal in secondes aangegeven.

Met een korte sluitertijd 'bevries' je de beweging op een foto. Alle benen zijn scherp, hoewel het paard in de snelle gang 'galop' zit.


Korte sluitertijd

Als je een korte sluitertijd gebruikt, betekent dit dat de sluiter maar korte tijd geopend is. Wat heeft dat precies voor invloed op je foto? Een korte sluitertijd betekent minder kans op een bewogen foto: je sluiter staat zo kort open dat de beweging op je foto als het ware ‘bevroren’ wordt. Een bijkomend nadeel hiervan is dat omdat je sluiter zo kort open staat, het licht minder tijd heeft je lens binnen te komen en je foto dus donkerder kan uitvallen dan wanneer je een langere sluitertijd gebruikt.


Wanneer is een korte sluitertijd nou handig? Bij bijvoorbeeld het fotograferen van beweging, zoals bij een spelend of rennend paard of rijfoto’s, wil je vaak de beweging ‘bevroren’ op de foto krijgen zodat er geen sprake is van bewegingsonscherpte. Een korte sluitertijd is dan eigenlijk wel noodzakelijk. Ook wanneer je bij fel licht, zoals in de felle zomerzon, of bij gebruik van een open diafragma toch geen overbelichte foto wilt krijgen kan je proberen je sluitertijd zo kort mogelijk te houden zodat het licht niet de tijd heeft je foto té sterk te belichten. Zo kan je voorkomen dat in de zomer je paardenfoto’s te licht worden, of dat witte aftekeningen / witte paarden overbelicht raken.


Lange sluitertijd

Als je een langere sluitertijd gebruikt, betekent dit dat de sluiter voor langere tijd geopend is tijdens het maken van de foto. Dat heeft als invloed dat je misschien iets meer kans hebt op bewegingsonscherpte bij je foto’s (vooral bij een bewegend onderwerp). Het voordeel is dan wel weer dat het licht langer de tijd heeft om je lens binnen te komen en dat je met slechte lichtomstandigheden dus toch geen donkere foto’s hoeft te krijgen.


Zo’n lange sluitertijd, wanneer gebruik je die? Bij wat donkerder of grauwer weer is het vaak wel handig om een wat langere sluitertijd te gebruiken dan bij zonnig zomerweer. Je kan dan je foto toch nog licht houden! Ook bij andere vormen van donkerder of ‘slecht’ licht, zoals in de binnenbak of binnen in de manege, is een langere sluitertijd een hulpmiddel om toch nog mooie, lichte foto’s te krijgen. Ook hoeft bewegingsonscherpte niet altijd een negatief punt van je foto te zijn: er zijn veel fotografen die met behulp van deze ‘onscherpte’ de snelheid van het onderwerp juist erg mooi kunnen vastleggen. Een renpaard waarvan je de benen ‘onscherp’ ziet, geeft volgens sommige mensen meer een gevoel van snelheid dan een foto waarop de benen ‘bevroren’ in een rengalop houding zijn.

ISO/ASA-waarde

ASA en ISO zijn 'gevoeligheidsnormen' voor de hoeveelheid licht die je nodig hebt om foto's te kunnen maken. De theorie is eigenlijk niet zo heel erg belangrijk, wat je ermee kunt wel:

Bij veel digitale camera's kan je de ISO-waarde van je camera zelf instellen. De laagste waarde is vaak 100, soms 200 of 50. Op deze waarde is de kwaliteit van de foto's het beste, maar is je camera het minst lichtgevoelig. Als je de ISO-waarde van je camera hoger zet (dus naar 200, 400, 800, 1600 of soms zelfs 3200 of 6400) wordt de chip lichtgevoeliger en kan je foto's maken met een kleiner diafragma of een snellere sluitertijd. Wel wordt de foto minder van kwaliteit: er ontstaat ruis. Bij de meeste moderne spiegelreflexcamera's is kwaliteitsverschil tussen ISO 100, 200 en 400 nauwelijks merkbaar. De beeldkwaliteit op hoge ISO (1600 en hoger) wordt steeds beter. Wees dus niet te bang je ISO-waarde op te schroeven indien noodzakelijk voor een technisch goede foto.

Compactcamera's en spiegelreflexcamera's

Er bestaan vele soorten camera's, maar er zijn twee types camera's die door de consument en fotograaf tegenwoordig het meest worden gebruikt. Dit zijn de compactcamera en de spiegelreflexcamera. In deze paragraaf worden de verschillen tussen deze twee types camera's uitgelegd.


Het eerste verschil is het beeldformaat. De compactcamera heeft een veel kleiner beeldformaat dan een spiegelreflexcamera. Hierdoor kan de lens ook veel kleiner zijn. De film of sensorchip van een compactcamera zit vrijwel direct achter de lens gemonteerd. Hierdoor is deze camera compact te bouwen en (mede vanwege de kleine lens) is deze goedkoop te produceren. Een spiegelreflexcamera heeft vanwege zijn beeldformaat een veel grotere lens nodig. Het voordeel is dan wel dat er veel meer licht per seconde in de camera valt, waardoor de sluitertijd korter kan zijn dan bij een compactcamera zonder aan beeldkwaliteit in te boeten. Dit effect merk je bij een digitale camera bijvoorbeeld doordat je bij een spiegelreflexcamera de ISO-snelheid veel hoger kunt zetten (met acceptabel veel ruis) dan bij een compactcamera. Verder is het zo dat door dit grotere beeldformaat er veel meer vrijheid is in het kiezen van de gewenste scherptediepte. Immers hoe groter het beeldformaat, hoe kleiner de scherptediepte maximaal kan zijn. De scherptediepte kun je altijd weer groter maken door het diafragma van de lens verder dicht te zetten.


Een ander verschil is de manier waarop de foto wordt genomen. Bij een analoge compactcamera kijk je door een zeer klein 2e lensje heen die bijna hetzelfde beeld geeft als wat er op de foto komt. Bij een digitale compactcamera kijk je op een digitaal schermpje naar het beeld dat de sensorchip opvangt. Hierdoor valt het licht van de lens altijd rechtstreeks op de sensorchip. Bij een spiegelreflexcamera is dat niet zo; als je de foto samenstelt kijk je bij zo'n camera door een zogeheten 'beeldzoeker'. Dit is een soort ´verrekijker´ die je dicht tegen je oog zet waarmee je via een spiegel die tussen de lens en de sensorchip of film is geplaatst zelf door de lens heen kijkt, die ook wordt gebruikt om de foto te maken. Het voordeel hiervan is dat op je oog alleen het licht valt dat ook wordt gebruikt om de foto te maken. Stel dat je met de lens inzoomt of uitzoomt, dan krijg je altijd precies het goede beeld te zien. Op het moment dat je de foto daadwerkelijk maakt, klapt deze spiegel omhoog zodat het licht uit de lens voor een korte tijd op de film of sensorchip valt.


Vanwege het grotere beeldformaat, de grotere lens en de extra mechanische onderdelen (zoals de opklappende spiegel) is een spiegelreflexcamera over het algemeen duurder dan een compactcamera.


Doordat de spiegel het licht ergens anders heen kaatst dan naar de sensorchip, kan vlak voordat de foto genomen wordt het licht opgevangen worden door een aparte andere sensor die speciaal gemaakt is om scherp te stellen. Het voordeel hiervan is dat hierdoor veel beter (nauwkeuriger en sneller) kan worden scherpgesteld dan met een compactcamera.


Samengevat: een spiegelreflexcamera kan je op hogere ISO-waardes instellen (waardoor je kortere sluitertijden kunt hebben en beter bewegende paarden scherp kunt vastleggen), ze stellen sneller scherp (waardoor je makkelijker scherpe foto´s krijgt), je hebt meer vrijheid in je scherptediepte (wat mooi is voor (paarden-)portretten) en je kunt de foto nauwkeuriger maken vanwege de beeldzoeker.

Paarden fotograferen

Portretfoto's

Standfoto's

Om het paard zo goed mogelijk uit te laten komen, is het belangrijk dat hij niet te opgekropt staat. Vierkant is goed, maar zorg dat de achterbenen en voorbenen niet te dicht bij elkaar staan. Ook is het netjes als één achterbeen wat verder naar achter geplaatst wordt.

Het is belangrijk dat de houding ook alertheid uitstraalt. Dus oortjes naar voren en de hals er fier op: opgeheven, maar niet te hoog, omdat dat angst kan uitstralen.

Let op dat je het beeld van het paard niet vertekent, neem de foto dus niet van een te hoog of te laag standpunt. Ga bij een pony wat door de knieën, bij een érg groot paard kan het handig zijn wat hoger te gaan staan, op een klein trapje bijvoorbeeld.

Actiefoto's

Bij bewegingsfoto's is het erg belangrijk om de foto op het juiste moment in de beweging te nemen. Een foto op het verkeerde moment genomen mist vaak aan kracht en laat de gangen van een paard niet goed uitkomen.

In stap is het lastig om een mooi moment te vinden. Het is een viertakt gang, waardoor er nooit twee benen tegelijk naar voren gezet worden. Een goed moment voor een foto is als één voorbeen naar voren wordt gezet, maar de grond nog niet raakt, of als één achterbeen nog naar achteren staat, en het voorbeen naar voren gezet gaat worden.

In draf is het eenvoudiger. Een goed moment om de foto te maken is als de twee 'diagonale' benen tegelijk naar voren worden gezet, en op hun hoogste punt zijn, of juist het korte strekmoment maken. Het achterbeen staat op dat moment ver onder de massa waardoor er een duidelijke 'V' zichtbaar is.

In galop kun je het 'stuw'-moment gebruiken. Dus het moment dat het paard zichzelf opwaarts 'drukt', als het binnenachterbeen naar voren gezet wordt, en de voorbenen van de grond zijn. Dat geeft een krachtige foto. Als het paard net de achterbenen optilt ziet het er al snel uit alsof het paard op de voorhand valt, niet mooi dus.

Bij springfoto's is het het mooiste om het paard bij de afzet, of zwevend boven de sprong te fotograferen. Bij lage sprongen zul je dat tweede bijna niet zien, vooral bij de hoge en brede hindernissen is er een heel duidelijk zweefmoment, waarbij het paard boven de sprong hangt.

Foto's met weinig licht

Fotograferen bij slecht licht is erg lastig- vooral als je niet weet wat je kan doen om toch nog redelijke foto's te maken. Hier volgen wat tips om in een donkere omgeving, zoals bijvoorbeeld een binnenbak, toch goede foto's te maken.

  • Probeer je sluitertijd zo lang mogelijk te houden. Met een langere sluitertijd heeft het licht langer de tijd je sensor te bereiken en kan je je foto lichter houden. Zorg wel dat je sluitertijd onder de 1/125 blijft om bewegingsonscherpte (bewogen benen van paarden bijvoorbeeld) te vermijden. Als je je camera niet stil genoeg kunt houden omdat je veel zoom gebruikt, kun je overwegen om een statief of monopod te gebruiken.
  • Zet je Diafragma zo ver mogelijk open, zeker bij compactcamera’s. Over het algemeen is het zo dat bij compactcamera's een groot diafragma de scherptediept] zo beïnvloed dat het paard gedeeltelijk onscherp zal worden hierdoor. Wel valt er meer licht op de sensor! Voor fotografen met een spiegelreflexcamera geldt dat een (zoom)objectief met een lichtsterkte van ongeveer f2.8 over de gehele lengte handig is bij slecht-licht situaties. De scherptediepte is wel kleiner dan bij kleine diafragmawaardes, zodat een deel van het paard of de ruiter, zeker als je de foto niet van opzij neemt, onscherp kan worden. Let dus goed op waar je de focus legt.
  • Zet je ISO omhoog. Bij een hogere lichtgevoeligheid zal je foto altijd lichter worden. Hoewel een hoge ISO de kwaliteit van je foto niet altijd ten goede komt, kun je beter met een hogere ISO lichtere foto's krijgen, dan dat je met behulp van nabewerken je foto lichter moet maken- de kwaliteit wordt dan meestal nog veel minder!
  • Kijk waar de lichtinval op z'n best is. Als je merkt dat op één plaats de lichtinval beter is dan op andere plaatsen, zorg dan dat je foto's maakt als het paard op die plaats staat (of langskomt, bij rijfoto's). Zo zul je onder één lamp betere belichting hebben dan net tussen twee lampen in, waar het minder licht is. Als je een plek uitkiest waar je goede foto's van die plaats kan maken, heb je sowieso al een groot voordeel ten opzichte van fotografen die een minder goede plek uitzoeken!
  • Let op je witbalans. Wanneer je deze handmatig kan instellen, kijk dan zelf wat het beste is voor de lichtomstandigheden: vaak kan dit veel schelen in de soms wat 'rare' kleuren die slecht licht oplevert. Zo kan lamplicht in een indoorhal soms een gelige gloed geven, door je witbalans goed in te stellen kan je dit al voorkomen.
  • Flitsen. Als dit niet helpt kun je in sommige situaties gebruik maken van een flitser. In een aantal situaties heeft dit geen zin: op sommige wedstrijden of evenementen mag je geen gebruik maken van een flitser. Bovendien zit je daar vaak te ver van je onderwerp af om de flits zinvol te laten zijn. Mag je wel flitsen, bijvoorbeeld bij een fotoserie in een binnenbak, controleer dan eerst of je 'model' niet schrikt van je flits. Om te voorkomen dat de flits te fel is, kun je als dat mogelijk is op je camera je flitser iets laten onderbelichten of een wit papiertje voor je flitser houden om het licht wat zachter te maken. Met een externe flitser kun je proberen om het licht via een plafond te laten weerkaatsen (dit zal in de meeste binnenbakken niet lukken omdat het plafond te hoog is) of een omnibounce te gebruiken (dit is een kapje dat op je flitser past en dat het licht uit de flitser meer in de rondte verspreidt dan de flitser uit zichzelf doet). Als je flitst, zet de ISO waarde van de camera nog steeds erg hoog. Het gevolg is dat de camera dan maar weinig extra flistlicht nodig heeft, zodat de foto er mooier belicht uitziet, de batterijen van de flitser niet zo snel leeg gaan en dat je onderwerp er minder van schrikt (je flitst dan minder hard). Goed flitsen is erg lastig, als je denkt je flitser nodig te hebben voor een shoot, zoek er wat meer informatie over op in een goed fotografieboek of op het internet!
  • Eventueel kan de foto nog nabewerkt worden om de foto op te verlichten, of de kleuren beter te krijgen.

In het kort: kies lange sluitertijden (maar niet boven de 1/125), zet je diafragma zo ver mogelijk open, en zet je ISO-waarde omhoog.

Afbeeldingen van een goede en minder goede indooropname volgen nog ter voorbeeld en vergelijking.

Tips en trucs

Oortjes naar voren

Een leuke blik van een paard maakt vaak een foto al stukken mooier dan een verveelde of chagrijnige blik. Het is belangrijk dat een paard goed getoond staat en attent kijkt. Behalve dat de positie van de fotograaf/fotografe zelf hierbij van belang is, kan je ook nog aan de houding van het paard werken. Vooral de oortjes zijn een belangrijk punt op de foto- naar voren is goed, naar achter liever niet. Dus de oren moeten naar voren.

Veel mensen denken dat een paardensnoepje of ander voer je goed helpt de aandacht van het paard eventjes te krijgen- met de nadruk op ‘eventjes’. Paarden zijn slimme dieren en zullen het dus snel in de gaten krijgen wanneer ze iets wel of niet krijgen. Constant moeite moeten doen voor een snoepje maar het niet direct krijgen gaat een paard snel vervelen of irriteren. Behalve dat het paard dus niet attent op de foto kijkt, is er ook de kans dat hij onrustig of chagrijnig wordt omdat hij het voedsel niet krijgt.

Gelukkig zijn er andere manieren om de aandacht van een paard te krijgen. Probeer bijvoorbeeld eens een 'interessant' voorwerp, bijvoorbeeld een krakend zakje of ritselend papiertje. Let er wel op dat het paard het voorwerp wél interessant vindt, maar níet eng. Het is tenslotte de bedoeling dat het paard er vrolijk op staat en niet angstig.

Een andere goede methode om de aandacht van een paard te krijgen is paardengeluiden op bijvoorbeeld je telefoon te zetten, bijvoorbeeld een hinnikend paard. Een paard zal vaak nieuwsgierig reageren op het geluid van een ‘soortgenoot’ en benieuwd zijn waar het vandaan komt. Maar ook op andere geluiden kan een paard nieuwsgierig reageren, probeer bijvoorbeeld zelf eens geluiden te maken.

Nog een laatste tip: zorg altijd voor genoeg tussenpauzes en beloon het paard op het moment dat hij iets goed doet. Stel het paard op zijn gemak en zorg dat er geen sprake van stress is, zodat de fotoreportage makkelijk verloopt.

Zwarte achtergrond

Zwarteachtergrond.jpg

Foto's van een paard met een zwarte achtergrond zien er al snel chique uit, en het effect is helemaal niet moeilijk te bereiken:

  • Allereerst zoek je een donkere achtergrond uit. Vaak voldoet de deuropening van een stal, je zet je paard bij wijze van spreken op de drempel zodat het buitenlicht op zijn hoofd valt, maar zijn lijf in de schaduw staat en de achtergrond donker is. Het is ideaal als je het paard zo kunt neerzetten dat de zon op hem valt, maar de achtergrond donker blijft.
  • Vervolgens stel je de belichting van je camera in op het paard. Je kunt dit doen door 'spotmeting' te gebruiken op het paard, of iets onder te belichten om te compenseren voor de donkere achtergrond.
  • Als laatste kun je met nabewerken in een fotobewerkingsprogramma de puntjes op de I zetten. Door de donkere delen van de foto écht zwart te maken en de lichtere delen iets op te lichten.

Macro en close-up

Close-up foto's zijn foto's die van dichtbij genomen zijn, maar waar het onderwerp op het origineel niet op ware grootte is gefotografeerd. De term 'macro' wordt uitsluitend gebruikt als je onderwerp op film/de sensor van je camera even groot was als het in het echt was (van een oog van een paard past dan maar een heel klein stukje op de foto. De verhouding tussen 'onderwerp' en 'sensorformaat' is dan 1 op 1.

Je kunt van paarden prachtige close-up foto's maken. Kijk goed naar de details die een paard bijzonder maken. De manen van een paard kunnen mooi vallen in de wind, of juist strak gevlochten zijn voor een wedstrijd of show. Paarden hebben prachtige sprekende ogen, die je op vele manieren op de foto kunt zetten. Ook de aftekeningen aan het hoofd of lichaam zijn altijd verschillend, en alleen al in de vacht van een paard zitten soms prachtige patronen.



Uitsnede:

De makkelijkste manier om een close-up foto te maken is een uitsnede maken uit een 'gewone' foto. Helaas heb je dan wel snel last van kwaliteitsverlies in de foto.

Compactcamera:

Op een compactcamera zit vaak een 'macro'stand, vaak onder het icoontje van een bloem of een vlinder. Met de camera in deze stand kan je veel dichter bij focussen. Als je vindt dat je dan nog niet dichtbij genoeg kan komen, zijn er voor sommige compactcamera's 'opzetlensjes' te koop die je op je lens kan zetten zodat je nog dichterbij kan komen.

Spiegelreflex

Voor een spiegelreflexcamera zijn er verschillende mogelijkheden om aan macrofotografie te doen:

  • Allereerst zijn er macrolenzen. Dit zijn lenzen speciaal gemaakt voor macrofotografie waarmee je vaak enorme vergrotingen kunt halen en tot heel dichtbij kunt focussen. Het nadeel van deze lenzen is dat ze vaak vrij duur zijn.
  • Sommige (tele)zoomlenzen hebben een macrofunctie. Je kunt hiermee geen echte macro-foto's maken, maar ze hebben een korte minimum scherpstelafstand dan de meeste andere telezooms. Ook zijn ze vaak goedkoper dan echte macro-objectieven.
  • Met een spiegelreflexcamera kun je ook een omgekeerde kitlens gebruiken voor macro-foto's. Dat is echter geen gemakkelijke techniek.
  • Een ander goedkoop alternatief zijn 'tussenringen'. Deze zet je tussen je lens en je camera om het brandpuntafstand van je lens mee te verkorten. Een veel verkocht setje met drie ringen, is die van het merk Soligor, wat zo'n 130 euro kost. Een nadeel hiervan is dat je niet meer kunt scherpstellen vanaf een bepaalde afstand (dus je kunt alleen van dichtbij fotograferen met zo´n ring). Het voordeel is wel dat er geen extra glas tussen de buitenlucht en de sensor zit dus de beeldkwaliteit wordt niet slechter.
  • Je kunt ook net als bij een compactcamera voorzetfilters kopen. Deze schroef je op je lens om het beeld te vergroten. Je hebt hierbij geen last van lichtverlies, wel kan de kwaliteit van je foto's lager worden.

Tips voor de eigenaar voor een shoot

1. In eerste instantie gaat u op zoek naar locaties om de foto’s te maken. Denk daarbij bijvoorbeeld aan een mooi veldje met veel bebossing of bijvoorbeeld een weiland. Vaak is het ook érg mooi om bij een oud kasteel o.i.d. foto’s te maken. Zorg ervoor dat er zo min mogelijk storende objecten op de achtergrond staan, zoals lantaarnpalen/auto’s etc.

2. Ga van tevoren met uw paard oefenen om stil te blijven staan. Dit om de shoot zo spoedig mogelijk te laten verlopen. Een paard dat de hele tijd weg wil lopen is erg vervelend, zowel voor de eigenaar áls voor de fotograaf. Ook is het belangrijk dat de stand op de foto’s goed is. Oefen daar ook goed op, zodat dat ook wat soepeler kan verlopen.

3. Zorg ervoor dat het paard de dag voor de shoot uitgebreid wordt gewassen en getoiletteerd. Voornamelijk paarden met veel wit zullen altijd wel een goede wasbeurt moeten krijgen. U wilt uiteraard uw paard op zijn mooist op de foto! Qua toiletteren verschilt het per ras en uw persoonlijke voorkeur. Maar bijvoorbeeld het stukje manen, waar het hoofdstel/halster zit, kunt u bijknippen. Ook de sokken en rondom het begin van de staartwortel. De tastharen aan de neus, de haren in de oren en onder de kaaklijn kunt u ook bijknippen. Zet het paard met een deken op stal, om zoveel mogelijk vlekken en viezigheid op de vacht te voorkomen. Niet is zo vervelend dan uw paard, op de dag van de shoot, opnieuw te moeten wassen.

4. Poets het tuig dat u uw paard wil laten dragen grondig. Een vies hoofdstel zal er niet verzorgd uitzien op de foto’s. Als het mogelijk is vervang, voor stand & portretfoto’s, dan de teugels voor een hengstenketting. Een ketting heeft maar één lijn, bovendien zien teugels er vaak rommeliger uit. Neem voor de zekerheid altijd een reservetouw mee. Zoek qua tuig wel iets uit waarbij het, het hoofd in positieve zin goed laat uitkomen. Hebben ze bij het bepaalde ras nog speciale soorten tuig ? Leuk is dan om daarvan gebruik te maken!

5. Kies van tevoren de kleding uit die u wilt dragen bij de shoot. Wat heel mooi is, is uiteraard in wedstrijdkleding, dus alles wit en een rijjasje. Maar u kunt ook in een heel setje gaan, in bijvoorbeeld bruin of rood. Stem het wel op elkaar af en houd rekening met de kleur van uw paard. Als u een donker paard hebt en u gaat in witte kleding, heeft u veel kans dat uw kleding etc. overbelicht zal zijn. Het is dus bij een donker paard beter een donker setje te gebruiken, om te veel overbelichting te voorkomen. Het wordt u niet verboden, om bij bijvoorbeeld een donker paard, wit te dragen.

6. Op de dag van de shoot poetst u uw paard grondig. Als u uw paard gevlochten op de foto wilt, vlecht u hem in. Vlak voordat de shoot zal plaatsvinden kunt u eventueel nog de neus en de ogen accentueren met babyolie. Doe dit subtiel. Ook kunt u de hoeven met hoefvet insmeren, voor mooie glimmende hoeven. Zorg ervoor dat u altijd een doekje of iets dergelijks meeneemt, zodat u een eventuele vieze mond of een tranend oog kunt afvegen.

7. Neem iets mee waarmee u de aandacht van uw paard kunt trekken. Denk aan een hondenspeeltje dat piept of bindt een plastic zak aan een zweep, zodat u daar mee kunt wapperen. Ook willen hinnik geluidjes op mobiele telefoons werken.

Wat voor camera?

Analoge camera

Digitale compactcamera

Digitale compactcamera's zijn in vele prijsklassen te koop, vanaf ongeveer 150 euro kan je een fatsoenlijk exemplaar kopen met genoeg megapixels (3) voor een A4 afdruk, als je er meer geld in kunt investeren, kun je doorzoeken naar een camera met een zoomfunctie, betere kwaliteit foto's, meer megapixels, et cetera.

De grote voordelen van een compact camera ten opzichte van een spiegel reflex camera zijn:

  • Het formaat, een compact is, wat de naam al zegt, vaak compact. Je bergt hem dus makkelijk weg in je zak en kunt hem zonder sjouwen overal mee naartoe nemen;
  • De prijs, op dit moment is ook een goede compact nog behoorlijk wat goedkoper dan een spiegelreflexcamera;
  • Het gemak, een compact is vaak makkelijker om mee te fotograferen als je geen zin of tijd hebt om je in de techniek van fotograferen te verdiepen. Je richt de camera op het onderwerp, druk op de knop en klaar.

Digitale spiegelreflex

Digitale spiegelreflexcamera's zijn de afgelopen jaren veel goedkoper geworden. Op dit moment heb je vanaf zo'n 500 euro al een camera en een lens. Dan heb je een set waar je in principe al prachtige foto's mee kan maken, maar wees niet teleurgesteld als je foto's niet meteen van topkwaliteit zijn: een combinatie die door professionele paardenfotografen nog wel eens gebruikt wordt is de Canon 1D Mk III en een 70-200 F2.8L IS USM-lens, bij elkaar zo'n 5000 euro. Met deze combinatie kun je 10 foto´s per seconde maken, uiterst snel scherpstellen, en heb je in bijna alle situaties genoeg licht om zeer scherpe foto's te maken. Zodra je echter bij mooi weer buiten foto´s maakt heb je aan een veel goedkopere camera genoeg en dat zijn vaak mooiere foto's dan in de binnenbak, hoe duur of goedkoop de camera ook is.

De voordelen van een spiegelreflexcamera ten opzichte van een compact zijn:

  • De snelheid, je hebt vrijwel geen last meer van afdrukvertraging, op het moment dat je op de knop drukt, maak je een foto;
  • De kwaliteit, de kwaliteit van de foto's kán beter zijn. Maar let op: kan. Het is de fotograaf die de foto's maakt, níet de camera;
  • Losse lenzen, je kunt losse lenzen kopen, een goede telezoomlens bijvoorbeeld als je dat bereik veel gebruikt, of juist een speciale macro-lens als daar je interesse ligt;
  • ScherpteDiepte, met een spiegelreflexcamera kun je een veel kleinere scherptediepte bereiken en zo de achtergrond mooi vervagen.

Bronnen, referenties en/of voetnoten

Bij dit artikel zijn nog geen bronnen vermeld of is de bronvermelding niet op de juiste manier gebeurd. Als je dit wilt verbeteren kun je op bewerk klikken.