Idee voor een Wiki artikel? Lees in dit artikel hoe je kunt helpen!

Warmbloed - Koudbloed

Uit Bokt

Binnen de fokkerij wordt grofweg onderscheid gemaakt tussen twee stromingen: een paard is een warmbloed of een koudbloed. Maar waar komt deze splitsing vandaan?

Het antwoord hierop is terug te vinden in de geschiedenis van het paard. Het huidige moderne paard stamt af van de Eophius. Die was 4-5 tenig en slechts 30 a 40 cm groot. Het was een bladeter met een daaraan aangepast gebit. Ongeveer 22-25 miljoen jaar geleden (de Mioceen tijd) was de grasontwikkeling aanzienlijk en alle grasetende dieren ondergingen drastische veranderingen. De belangrijkste verandering, die voor de verdere evolutie bepalend is geweest, was dat de ledematen langer werden en dat er alleen nog op de middelste teen gesteund werd. De twee buitenste tenen werden herleid (geatrofieerd) tot onontwikkelde overblijfselen waar we nu nog de restanten van zien, namelijk de 2 griffelbeentjes aan de achterzijde van de pijp en de sesambeentjes. Uit deze soort ontstaan 8 andere soorten Equus waarvan alleen de Equus Ferus het overleeft. De anderen sterven uit tijdens de karige voedselvoorziening gedurende de ijstijd. Deze Equus Ferus is het eerste paard, lees “bijna paard”, dat door de mens wordt gebruikt, in het begin slechts voor het vlees.

De mens raakt geleidelijk aan steeds meer gewend aan het paard en gaat er mee fokken. Hiervoor worden alleen de grootste en meest gespierde exemplaren gebruikt. Het belangrijkste doel was om meer vlees te verkrijgen. Tot 4000 jaar voor Christus werden alleen runderen geschikt geacht als trekdier, maar nu bleek dat het paard twee maal sneller was. Langzamerhand werd het paard gedomesticeerd tot lastdier.

De eerste grote domesticatiehaard bevond zich in Zuid-Oekraïne, om zich te verspreiden naar Zuid-Oost Europa. Rond 2000 v. Chr. verschenen de eerste bereden paarden en vanaf dan splitste het paard zich in twee grote groepen. Een groep in Centraal en klein Azië, de kleine pony-achtigen die afkomstig zijn van de Tarpan en van het Przewalskipaard. Zij zijn de voorlopers van de huidge volbloeden. Een tweede groep ontwikkelde zich in Zuid-Oost Europa tot het hoogbenige lymfatische bospaard. Hieruit groeiden de zware ruiterij- en wagenpaarden van de Romeinen en zo ook de meer recente trekpaarden.

In de huidige tijd kan men de paarden indelen in 4 grote groepen:

1. De wilde paarden Er zijn thans nog 2 soorten wilde paarden namelijk de Tarpan en het Przewalskipaard. De Tarpan is dan nog een terugkruising van Konikpony’s zodat hij nu veel rustiger en handelbaarder is dan oorspronkelijk. Alleen het Przewalskipaard bestaat nog in zijn oorspronkelijke vorm en wordt ingezet voor grote grasvlaktes in reservaten te laten begrazen.

2. De volbloeden Het begrip volbloed berust op een zeer grote raszuiverheid en drukt nog steeds een stempel op een gekruiste nakomeling. Bijvoorbeeld in de rassen waar de Arabische volbloed is binnengehaald als rasverbeteraar is al vrij vlug een duidelijk resultaat te zien. Volbloedpaarden zijn bijvoorbeeld de Berber en de Engelse volbloed (XX of Thoroughbred).

3. De halfbloeden of warmbloeden Deze kunnen nog eens onderverdeeld worden in 2 groepen, namelijk in harddravers of halfbloedrenpaarden en in halfbloed niet-renpaarden. De term warmbloed geeft aan dat het paard Oosters bloed in zijn stamboom heeft, voornamelijk door toevoeging van Arabisch bloed. Afhankelijk van de hoeveelheid Arabisch bloed spreekt men van weinig of veel adel. De half- of warmbloedpaarden zijn een overgang tussen volbloeden en koudbloeden: allen zijn kruisingsproducten. De eerste werden vooral aangehouden voor het dragen van leger-ruiters en voor lichte trekkracht en vervolgens voor ontspanningsdoeleinden en sport. In de economisch meest welvarende landen ging de afname van de trekpaardenstapel samen met een toename van de halfbloedpaarden. Thans maken niet-renpaarden halfbloeden het grootste aantal uit van de wereldpaardenstapel, denk maar aan BWP , KWPN enzovoort.

4. De koudbloeden Deze stammen af van het zwaar gebouwde paard dat in de wouden van Midden-Europa leefde. Koudbloedpaarden zijn meestal zware trekpaarden met een specifieke bouw geschikt voor de trekarbeid.

Foto's


Bronnen, referenties en/of voetnoten