Idee voor een Wiki artikel? Lees in dit artikel hoe je kunt helpen!

Skala der Ausbildung

Uit Bokt

Het einddoel van dressuur is "Durchlässigkeit". Dit einddoel wordt bereikt door middel van het Skala der Ausbildung ook wel genoemd 'scala van de africhting'. Deze schaal van de africhting is gebaseerd op zes hoofdbegrippen die de hele africhtingsperiode van een paard een rol blijven spelen. Met behulp van zes stappen wordt een paard met harmonieuze en systematische opleiding opgeleid tot een Happy Athlete die een combinatie vormt met zijn ruiter en geheel in ontspanning alle hulpen doorlaat.

Drie stadia, zes hoofdbegrippen

In de Duitse rijkunstige theorie worden drie stadia in de scholing van een paard beschreven.

Het eerste stadium is de gewenningsfase, de fase dat een jong, groen paard moet leren wennen aan het ruitergewicht op zijn rug en daarin zijn evenwicht moet zien te vinden. In die eerste fase staan de takt en Losgelassenheit centraal. Losgelassenheit is een Duits begrip dat neerkomt op ontspannen (losgelatenheid).

In het tweede stadium van de scholing heeft het paard al een horizontaal evenwicht onder de ruiter bereikt en is het streven er op gericht het achterbeengebruik te stimuleren en het horizontale evenwicht nog meer te bevestigen. In de gemiddelde twee jaar staan de aanleuning en de Schwung op de voorgrond.

De derde fase van de scholing van een paard is de moeilijkste. In deze fase moet de draagkracht worden ontwikkeld. Het paard moet zijn evenwicht van een horizontaal evenwicht gaan verplaatsen naar een evenwicht op de achterhand. Bij deze fase van de scholing horen de begrippen recht richten en verzamelen.

Hier onder worden de zes hoofdbegrippen takt, Losgelassenheit, aanleuning, Schwung, recht richten en verzameling besproken.

Takt

Nuvola actions next.png Zie takt voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Het eerste steeds terugkomende basisbegrip in de dressuurscholing is takt. Het paard heeft drie basisgangen, de stap, draf en galop. Elke basisgang heeft zijn eigen takt, met een opeenvolging van stappen (stap), passen (draf) of sprongen (galop). Takt wil dus zeggen: het eigen zuivere ritme van de beweging. De stap is eens schrijdende en schwungloze gang, de draf en galop zijn beide bewegingen met schwung en met een zweefmoment. De zuivere takt is zo'n belangrijke basis voor de scholing van een paard, dat deze nooit verloren mag gaan. Niet bij een jong paard, niet bij een verder doorgereden paard. Op geen enkel moment tijdens het rijden.

Losgelassenheit

Losgelassenheit is een synoniem voor losheid, souplesse en ontspanning. Het bevestigen van de zuivere takt en het streven naar ontspanning (Losgelassenheit) zijn de voornaamste trainingsdoelen van de gewenningsfase, de eerste anderhalf jaar van de scholing. Als je werkt aan de zuivere takt in het begin, stel je het paard in staat om in balans te gaan onder de ruiter. Dan kan het paard gaan swingen, voorwaarde voor de Losgelassenheit. Takt en Losgelassenheit beïnvloeden elkaar wederzijds. Een paard kan alleen in zuivere takt gaan, als de rug swingt en de spieren van de hals en rug zich zonder dwang aanspannen en ontspannen. Bij een ontspannen gaand paard, buigen en strekken de gewrichten van het paard zich gelijkmatig en ziet het paard er tevreden uit.

Aanleuning

Nuvola actions next.png Zie aanleuning voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Aanleuning is een veerkrachtige verbinding die ontstaat nadat het paard in nageeflijkheid voorwaarts en eventueel neerwaarts gereden wordt. De aanleuning, aangenomen door het paard op de ruiterhand, mag noch te zwaar, noch te licht zijn. Het gewicht van de aanleuning wordt bepaald door het evenwicht van het paard en daarbij de graad van africhting of verzameling. Een goede aanleuning heeft altijd een wisselwerking met de al besproken begrippen takt en volledige ontspanning (Losgelassenheit) en met de nog te bespreken begrippen Schwung, recht richten en verzameling. Dit alles bij elkaar heeft als resultaat dat het paard fijn te rijden is.

Aanleuning komt echter niet alleen tot stand door een veerkrachtige verbinding tussen ruiterhand en de mond van het paard. Er zijn meerdere contactpunten van belang om tot een goede aanleuning te komen, namelijk een voortdurend contact met jouw been en het paard en je zit (met je zit heb je contact met het paard en geef je hulpen, die door het paard beantwoord kunnen worden). Het derde contactpunt is vervolgens het teugelcontact, waaruit de aanleuning van de mond en de ruiterhand ontstaat. Deze drie punten samen bepalen dan de kwaliteitsvolle aanleuning die tot een volkomen harmonie en begrip van paard en ruiter leiden.

Schwung

Schwung is het doorgaan van de energieke impuls van de achterhand naar de totale voorwaartse beweging van het paard. Een paard beweegt schwungvol wanneer hij zijn benen energiek optilt en in het zweefmoment met zijn ledematen goed naar voren doorswingt.

De ruiter begint met impuls te rijden: de door de ruiter opgewekte en volkomen beheerste voorwaartse drang. Het echte mooie losse en swingende bewegen door het lijf ontwikkelt zich uit deze impuls. Schwung wordt bereikt door het activeren van het achterbeen. Een ruiter activeert de achterbenen door het rijden van veel korte tempowisselingen en overgangen. Veel ruiters denken dat Schwung, de swingende beweging van het paard met een losgelaten rug, iets aangeborens is van het paard. Bij een goede basisopleiding van een paard kun je wel degelijk de Schwung ontwikkelen. Het echte swingen, het imponeren met losse, soepele bewegingen, staat niet op zichzelf. Het hangt nauw samen met een fijne takt en aanleuning. En met de losheid en ontspanning van een paard.

Recht richten

Wanneer de takt, ontspanning, aanleuning en Schwung bij het jonge paard redelijk bevestigd zijn, wordt het tijd voor een volgende stap: het ontwikkelen van meer evenwicht op de achterhand. Als eerste aandachtspunt hiervoor geld het recht richten. Het recht richten is een essentiële voorwaarde voor verzameling en het echte dragen van het paard. Een paard is van nature niet recht. De heupen van het paard zijn breder dan de schouders, wat ervoor zorgt dat het paard geneigd is om met zijn buitenschouder en buitenheup aan de wand te kleven: het paard gaat scheef. Daarnaast heeft elk paard van nature een gemakkelijke kant. Een ruiter moet deze scheefheid proberen weg te trainen door het juiste werk. Een scheef paard kan nooit in balans gaan: de kracht komt niet optimaal van achter naar voren door.

De bewegingsimpuls van het paard moet vanuit de achterhand komen. Elke manier van hulpen geven die van voor naar achteren werkt, is beslist fout. Een recht gericht paard is recht op een rechte lijn, en zoveel gebogen op de gebogen lijn als die lijn van hem vraagt.

Wie goed nadenkt over het natuurlijke scheef gaan bij een paard begrijpt dat een ruiter vanuit de achterhand moet denken en steeds bezig moet zijn om de voorhand weer voor de achterhand te plaatsen. De belangrijkste oefening voor het verbeteren van de draagkracht en het recht richten is altijd het rijden van schouderbinnenwaarts. In een correcte schouderbinnenwaarts treedt het binnenachterbeen in het spoor van het buitenvoorbeen. Door het naar binnen brengen van de voorhand maak je het paard niet naar de andere kant scheef, maar juist recht omdat de achterhand nu geactiveerd wordt en zich niet meer kan onttrekken aan een dragende werking.

Verzameling

Nuvola actions next.png Zie verzameling voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Met behulp van de Schwung en het recht richten is het mogelijk een paard te motiveren om meer gewicht op zijn achterhand te gaan dragen. Dat dragen van meer gewicht op de achterhand heet verzameling. Beide achterbenen worden gelijkmatig in de richting van het zwaartepunt van het paard opgetild en weer neergezet. Door de toenemende kracht van het paard kan het paard zich meer gaan buigen in zijn gewrichten van de achterhand (Hankenbiegung). De croupe van de achterhand daalt daardoor iets, de oprichting in de voorhand neemt tegelijkertijd toe. De drafpassen of galopsprongen van het paard worden door het toegenomen buigen en strekken van de gewrichten van de achterhand meer verheven.

Het einddoel: Durchlässigkeit

In de rijkunstige theorie staat de term Durchlässigkeit beschreven als iets om voortdurend naar te streven en als einddoel van de dressuurscholing. Durchlässigkeit is een moeilijk te vertalen Duitse rijkunstige term, die zo ongeveer volledige souplesse en het steeds volkomen doorkomen van alle hulpen betekend. Het verkrijgen van Durchlässigkeit is dus het doel van alle trainingsarbeid. Het mag dan misschien een moeilijk woord zijn, de bedoeling is simpel. Het gaat er om dat het paard nergens strak of stijf is. Dat het paard zich nergens vasthoudt in zijn spieren en gehoorzaam en soepel steeds luistert naar de hulpen van de ruiter. Hij 'laat' de hulpen als het ware 'door': Durchlässig.

Bronnen, referenties en/of voetnoten



Bij dit artikel ontbreken afbeeldingen.

We zijn specifiek op zoek naar: Foto's of afbeeldingen bij de 6 hoofdbegrippen

Als je dit artikel aan wilt vullen kun je op bewerk klikken om je kennis aan dit artikel toe te voegen.