Idee voor een Wiki artikel? Lees in dit artikel hoe je kunt helpen!

Bekappen

Uit Bokt
Een paard bij de hoefsmid, klaar om bekapt te worden

Tegenwoordig moeten alle paarden regelmatig bekapt worden, omdat hun hoeven op de natuurlijke manier, door het lopen, niet meer genoeg afslijten. Het is erg belangrijk dat dat goed gebeurt omdat het paard anders last kan krijgen van de pezen en gewrichten in het been, of zelfs van zijn rug.








Het bekappen

Het bijsnijden van de straal

Om het paard goed te kunnen bekappen zal de hoefsmid eerst even kijken hoe het paard loopt en staat. Dan begint hij met het schoonmaken van de onderkant van de hoef. Het vuil wordt eruit gehaald en de zool wordt mooi vlak gemaakt, soms wordt de straal ook wat bijgesneden. Het is erg belangrijk dat er zo weinig mogelijk weggehaald wordt aan de onderzijde van de hoef. Dit hoorn beschermt namelijk het onderliggende weefsel als het paard op bijvoorbeeld een uitstekende steen stapt. Hoe dikker het hoorn van de zool en de straal, hoe minder gevoelig het paard zal lopen op een ongelijke of harde ondergrond. De straal zorgt voor het hoefmechanisme als de hoef belast wordt, zolang de straal tenminste de grond raakt bij het lopen. De straal moet dus zo groot mogelijk blijven. Wel is het belangrijk om de straalgroeven aan de zijkanten van de straal ruim open te maken zodat het vuil er goed uitgekrabt kan worden.

Als de zool netjes is moet de draagrand van de hoef nog worden ingekort. De hoefsmid begint aan de voorkant van de hoef, de toon met inkorten. De draagrand moet een schone verbinding vormen met de witte lijn en de zool en mag dus niet meer uitsteken. De draagrand aan de zijkanten en achterkanten worden daarna ingekort totdat de hoef weer goed staat.

De juiste stand

Het bekappen

Nu is het natuurlijk belangrijk om te weten wanneer de hoef dan goed staat. Dat is het geval als je een rechte lijn kunt trekken vanaf het kogelgewricht, door het kroonbeen, het kootbeen en het hoefbeen. Zowel van voren bekeken, als van opzij. Van opzij gezien loopt deze rechte lijn normaal gesproken evenwijdig aan de voorzijde van de hoefwand. Van voren gezien hoort de lijn verticaal te lopen en een voortzetting te zijn van de rechte lijn door de rest van het been.

Je kunt ook controleren of een hoef de juiste stand heeft door het paard te laten stappen, de hoeven moeten dan vlak neergezet worden. Dus niet eerst de binnenkant of eerst de buitenkant op de grond. Nu moet je er wel rekening mee houden dat dit bij breder gebouwde paarden niet geldt. Zij plaatsen hun benen namelijk altijd wat meer naar binnen om ze onder het zwaartepunt van hun lichaam te kunnen zetten. De buitenkant van de toon raakt dan altijd iets eerder de grond dan de binnenkant van de toon.

Een andere manier om de juiste stand te controleren is het optillen van de hoef. Je houdt het been vervolgens bij de kogel vast, de rest het been laat je ontspannen hangen. De onderzijde van de hoef moet dan haaks op de lengte-as van het paard staan, als het paard tenminste naar voren kijkt.

Als de hoef een regelmatig model heeft zal hij regelmatig belast worden en dus in balans staan. Dit geldt echter niet omgekeerd. Een hoefsmid kan niet zomaar elke hoef een regelmatig model geven waarna hij regelmatig belast zal worden en dus in balans zal zijn. Bijvoorbeeld een paard met een afwijkende beenstand zal dit compenseren met zijn hoeven. Als de hoefsmid dan de hoeven een regelmatige vorm geeft wordt deze compensatie teniet gedaan en zal de stand van het hele been veranderen. Het paard krijgt daar veel last van en zal moeilijker gaan lopen in plaats van beter.

Werktuigen van de hoefsmid

Bronnen, referenties en/of voetnoten

  • Paula da Silva, Bekappen en beslaan, een nauwkeurige klus, in: Hoefslag, nummer 21, 2009, p. 18-21